Grafische technieken
De grafische technieken lenen zich goed voor het maken van werk dat gereproduceerd kan worden. Grafiek (schrijven) kent vier vormen:
-
hoogdruk: stempel, linoleumsnede
-
diepdruk: ets, droge naald, gravure
-
vlakdruk: monoprint, lithografie
-
en doordruk: sjabloon, zeefdruk.
Bij de eerste drie wordt het beeld altijd in spiegelbeeld (onleesbaar) aangebracht, in tegenstelling tot de doordruk, waarbij het beeld altijd in positief (leesbaar) wordt aangebracht.
Droge naald etsen
De techniek van de droge naald ets leent zich voor uiteenlopende onderwerpen. Ondanks dat er meerdere afdrukken worden gemaakt (de oplage), heeft elke ets iets unieks door de manier van inkten en afslaan, of door de combinatie met aquarel, dat elke afdruk een eigen kleur geeft. De oplages zijn altijd klein. Dit is mede omdat ik gebruik maak van een plastic plaatje (in plaats van zink), dat zachter is en zich beter laat bewerken. Een ander voordeel van plastic is dat ik soms delen van de drukplaat wegsnij, wat in plastic ook een stuk gemakkelijker is. Dit geeft het effect van een scherp contrast tussen het bedrukte (gekleurde) en niet bedrukte (witte) beeld. Een droge naald ets kan tot circa 20-30 keer worden afgedrukt.
Lithografie
In de steendruk wordt de afbeelding op de steen getekend, zoals je ook op een papier zou tekenen: met (litho)krijt, pen en (litho)inkt, of gewassen inkt (touche). De steen wordt vervolgens afgedrukt op papier. In deze techniek is een veel grotere oplage mogelijk dan in de techniek van de droge naald ets. Hoewel aan deze techniek een ingewikkeld proces vooraf gaat, is het mogelijk om oplages van 100-200 afdrukken te maken. Daardoor leent het zich met name voor illustraties in boeken, of posters in een grotere oplage.
Linoleumsnede
De linosnede is een hoogdruktechniek, zoals een stempel. Voor het maken van een linoleumsnede in meerdere kleuren wordt bij elke drukgang steeds meer uit de plaat weggegutst. Het opbouwen van de kleuren geschiedt in principe van licht naar donker. Zo wordt voor de eerste kleur alles weggesneden dat wit moet blijven (de kleur van het papier). Wat blijft staan, wordt in de lichtste kleur gedrukt, bijvoorbeeld lichtgrijs of lichtgeel. Daarna wordt alles weggesneden dat lichtgrijs- of geel moet blijven en gedrukt in een iets donkerder kleur, over de eerste kleur heen. In het voorbeeld hieronder is alles, dat wit en lichtgrijs is, gedrukt bij de eerste drukgang. Alle witte vlakken waren weggegutst en de hele plaat werd daarna in lichtgrijs gedrukt. In de tweede drukgang zijn de lichtgrijze delen eerst weggesneden en daarna is de hele plaat in donkerder grijs over het lichtgrijs heen gedrukt.